"Eene Colonie waar alle personen van de Couleur en in ’t bijzonder Negerslaven het grootste respect aan blanken behooren te betrachten"

Uittreksels uit de criminele fiscaalsrol, 1805 - 1808, 1810 - 1815

Bron: Nationaal Archief, Inventaris van de archieven van St. Eustatius, St. Maarten en Saba, 1709-1828 (1869) (beheerscode 1.05.13.01) inv.nr. 378 - 380

a/baan boord (van een vaartuig)
fiscaalofficier van justitie, tevens werkzaam op Saba
intenditopsomming van de feiten en een strafeis (door de fiscaal)
maroderenstropen, plunderen (Frans "maraude" = strooptocht, plundering)
marongevluchte slaaf (term vermoedelijk afkomstig van het Franse "marron", kastanje)
NBopmerking
pesoSpaanse zilveren munt met een waarde van 8 realen, vandaar "pesos van achten"; waarde ƒ 2,50
procureur du roiofficier van justitie aan de Franse kant, aangestuurd vanuit Guadeloupe
r.o.ratione officii (krachtens zijn ambt); een officier van justitie verricht handelingen "r.o."
roleen verslag van de tijdens de zittingen van een gerecht gestelde processuele handelingen
SXMSint Maarten (Nederlands gedeelte)
whelksschelpdieren

Kijk eventueel ook in onze woordenlijst.

plaatje

In de jaren 1811 - 1815 was het kennelijk gebruik dat alle vonnissen door de commandant van de Engelse troepen moesten worden goedgekeurd. In de periode 1811-1814 is sprake van generaal-majoor John Mc Caskill, in 1815 van luitenant-kolonel F. Edden en later generaal-majoor R. Douglass. Helaas ontbreken de verslagen van de verhoren van verdachten en getuigen, die volgens vooraf opgestelde "vraagartikelen" werden afgenomen.

Gebruikte afkortingen en verklaring van enkele (nu ongebruikelijke) termen

a/baan boord (van een vaartuig)
fiscaalofficier van justitie, tevens werkzaam op Saba
intenditopsomming van de feiten en een strafeis (door de fiscaal)
maroderenstropen, plunderen (Frans "maraude" = strooptocht, plundering)
marongevluchte slaaf (term vermoedelijk afkomstig van het Franse "marron", kastanje)
NBopmerking
pesoSpaanse zilveren munt met een waarde van 8 realen, vandaar "pesos van achten"; waarde ƒ 2,50
procureur du roiofficier van justitie aan de Franse kant, aangestuurd vanuit Guadeloupe
r.o.ratione officii (krachtens zijn ambt); een officier van justitie verricht handelingen "r.o."
roleen verslag van de tijdens de zittingen van een gerecht gestelde processuele handelingen
SXMSint Maarten (Nederlands gedeelte)
whelksschelpdieren

Kijk eventueel ook in onze woordenlijst.


Uittreksels

[378.1] 16 april tot 25 mei 1805
blz. 1 - 8

diefstal
Rechter(s): Abraham Heyliger Lz, Abraham Cannegieter, John Johnson Hassell, Adrien Huré en Engle James Richardson
Fiscaal: Willem Cornelis van Loon
Dader: Thom Bowling, negerman [ca. 50 jaar, * Afrika] "toebehorende (aan)" Richard Robinson Richardson
Delict: Thom werd 16 maanden geleden uitgezonden om een gevluchte negerin (zijn vrouw) terug te brengen. Hij is toen weggebleven en gaan "maroderen" ("onthoudende zich in bosschen en op de bergen", vooral in Pointe Blanche). Samen met andere gevluchte ("maron") negers, met name Sonday (slavenhouder Engle Richardson), Sunga (slavenhouder Abr. Heyliger) en Belfort (slavenhoudster Polly Richardson) ging hij geiten stelen, onder andere van Johan Ferdinand Penniger. Op 9 april is hij aangehouden, nadat hij in de nacht daarvoor de geitenstal van de wed. Parris had opengebroken en vijf geiten gestolen; deze inbraak is overigens niet bewezen. Hij heeft wel bekend drie geiten naar het kamp van Pieter en Hossel (slavenhouder Benjamin Hodge) aan de Franse kant gebracht te hebben. Thomas Percival heeft hem met de vellen van drie geiten in het kamp betrapt.
Vonnis: Geseling, brandmerking en verbanning uit de kolonie.

[378.2] 27 juni, 25 en 26 juli, 1 oktober, 12 november 1805
blz. 8 - 10, 12 - 15, 20 - 21, 25

dronkenschap
Rechter(s): Pierre Antoine Enjalbert
Dader: Edward Scott, Lucas baron de Bretton, Richard Robinson Richardson, John Arrindell Bz
Delict: (Het hele gezelschap was dronken. Gegeven ontleend aan de klad-rol.)
Getuige(n): Thomas Jolley, Johannes Salomons Gibbes
--- De Bretton wordt in oktober niet meer genoemd als verdachte, vermoedelijk vanwege de door hem gevraagde getuigenverklaring..

[378.3] 9 juli , 1, 15 en 29 oktober, 3 en 17 december 1805, 7 en 21 januari , 4 februari 1en 4 maart 1806
blz. 11, 20 - 24, 28, 30 - 33, 45 - 52

bedreiging
Dader: Abraham Benjamin Howell (* Sint Maarten; won. St. Barths)
Delict: Howell was gegijzeld in een civiele zaak. Hij verspreidde valse geruchten en werd in die zaak op 30 mei 1805 veroordeeld tot betraling van de kosten. John Hodge jr (won. Saint-Martin) zocht namens gedaagde op 17 juni raadslid Engle James Richardson thuis (plantage The Bettys, Cul de Sac) op. Howell eiste genoegdoening voor het feit dat hij in gijzeling was genomen, en daagde Richardson uit tot een duel. In verband met dreigementen verleende het gerechtshof aan Richardson een formele akte van vrijgeleide.
Vonnis: Verbanning uit de kolonie.
--- Gedaagde werd regelmatig gedagvaard, maar liet steeds verstek gaan. Raadslid Richardson is hierbij betrokken en kan dus in deze zaak niet zijn functie uitoefenen.

[378.4] 17 september 1805
blz. 16 - 19

geweldpleging en belediging
Fiscaal: Diederik Johannis van Romondt (waarnemend)
Dader: Addo NN, negerman (plantage Gibbes Sight, Cul de Sac)
Delict: Addo heeft op 9 mei samen met de negerslaven William Kitt, January, Monday en de mulat Antony op bevel van directeur John Carter William Gibbes van de plantage verwijderd. Door het daarbij gebruikte geweld is diens beengewricht gekwetst, aldus attest van de artsen G. de Cloux en P.L. Kruseman. Een en ander ging gepaard met schimpscheuten, waarbij Addo duidelijk de belhamel was. De vier andere slaven zijn door de ruim vier maanden durende hechtenis (veroorzaakt door ziekte en overlijden van de vorige fiscaal) voldoende gestraft.
Vonnis: Met zweepslagen gestraft.

[378.5] 15 oktober 1805
blz. 22 - 23

diefstal
Dader: Jacob NN, negerjongen (slavenhoudster wed. Thomas Richardson)
Delict: Jacob heeft laarzen uit de woning van J.C. Cramer gesloten. Ze zijn gedeeltelijk verkocht door de mulatte jongen Modest NN (slavenhouder: Christophel Blyden jr).

[378.6] 12 november 1805, 25 februari, 4 maart 1806
blz. 25, 46 - 47, 52 - 57

moord
Dader: Primus NN, negerman (ca. 60 jaar, * SXM) (slavenhouder: Abr. Cannegieter)
Delict: Verdacht van vergifiging van zijn medeslaaf Phillip op 23 oktober. Verdachte ontkent, maar werd al eerder verdacht van vergiftiging van medeslaven. Hij heeft tijdens de suikeroogst, toen hij suiker kookte, geprobeerd het vuur dat Phillip stookte te doven; de negering Molly, die voor de brandstof zorgde, heeft dat bevestigd. Omdat Phillip dit aan zijn meester vertelde, bedreigde Primus hem. Daarop waarschuwde Cannegieter, "van des gedetineerden slecht caracter overtuigd", Primus om Phillip of Molly niets aan te doen. Kort na de suikeroogst meldde Phillip dat hij ziek was, "zijnde in het aangezicht en over het geheele lighaam sterk gezwollen". Cannegieter waarschuwde Primus opnieuw en Phillip werd weer beter. In oktober vermagerde Phillip zo zeer, dat hij in zijn hut moest blijven. Cannegieter vroeg of Primus hem iets te eten had gegeven; Phillip zei dat Primus hem wel twee maal "rooktabak" had gegeven, sindsdien was zijn gezondheid verslechterd. Hij had Primus aan zijn dreigementen herinnerd. Primus ontkende het toedienen van tabak, ook in bijzijn van William Coackley. Ten overstaan van de stervende Phillip erkende hij tenslotte het geven van tabak; hij had daarmee geen kwaad in de zin. Tijdens verhoor blijft Primus ontkennen, maar de verdenking van vergiftiging is buitengewoon sterk. Het is "ten hoogsten noodzakelijk, (dat) diergelijke personen van uit eene welbestierde volkplanting worden geweerd" .
Vonnis: Verbanning uit de kolonie.

[378.7] 12 november, 17 december 1805, 21 januari 1806
blz. 26 - 27, 30 - 31, 33 - 40

wederspanningheid
Dader: Chance NN, negerman (ca. 40 jaar, * Afrika) (slavenhoudster: Mary van der Poole, wed. van William Halman)
Delict: Weggelopen, maar betrapt door Jacob Vlaun sr en George van der Poole in een kamp op de heuvel boven Simpson Bay. De drie daar ook aanwezige andere negers wisten te ontsnappen. Chance wordt er ook van verdacht betrokken te zijn geweest bij diefstallen op het erf van Vlaun en andere buurtbewoners. Hij zegt niet te weten iets kwaads gedaan te hebben. Hij is destijds weggelopen omdat hij suiker had gestolen, wat door de directeur was ontdekt, en hij voor stref vreesde. Hij hield zich eerst twee weken samen met de weggelopen neger Hector NN (slavenhouder: John Buntin) schuil op zijn kostgrond en ging daarna naar Sentry Hill, waar hij na enige tijd twee andere weggelopen negers ontmoette: Billy (slavenhouder Durat) en Valentijn, slaaf van een hem onbekende inwoner van Simpson Bay. Hij ging met hen mee naar de Thomas Aertsenberg aan de ingang van Simson Bay (= Billy Folly ?) . Van daar gingen ze naar de plantage van Mary, waar ze een geit stalen van een zekere negerin Bettey. Omdat Jacob Vlaun veel last hand van veediefstal, en van 2 op 3 november een groot schaap gestolen werd, ging hij samen met George van der Poole de heuvel doorzoeken. Zij ontdekten het kamp en er ontstond een schermutseling, waarbij drie van de vier mannen ontsnapten en Chance probeerde aan Vlaun diens geweer te ontnemen. Bij de worsteling wist Chance zich nog te verweren met een sabel; na handnekkige weerstand werd hij overmeesterd. Chance zegt dat de naam van de vierde neger (slavenhouder John Hanson) hem onbekend is. Hij kan zich weinig herinneren van het gebeurde. De verklaringen onder ede van Vlaun en Van der Poole stemmen overeen. Zij troffen diverse voorwerpen, waronder geitevellen, in het kamp aan. Chance ontkent zich schuldig gemaakt te hebben aan die veediefstal.
Vonnis: Geseling, brandmerking en verbanning uit de kolonie.

[378.8] 3 december 1805, 21 januari 1806
blz. 28 - 29, 40 - 42

diefstal
Dader: Sally Ketterling, mulattin (ca. 40 jaar, * Philadelphia) (eerst slavin van Sarah Ketterling, doch wegens slecht gedrag "ten geschenk gegeven" aan Nancy Cusack)
Delict: Sterk verdacht van de op 18 november gepleegde diefstal van een gouden horloge met ornamenten, eigendom van John Richardson sr, uit de woning van Patrick Carty. Zij is in voorlopige hechtenis genomen. Verdachte heeft bekend. Zij verbleef in de oude Engelse kerk. In het naastgelegen huis van Patrick Carty zag zij in het voorbijgaan een gouden zakhorloge aan de muur hangen. In de kamer lagen twee mannen te slapen toen zij het horloge daar wegnam. De eigenaar logeerde bij Carty. Sally verkocht een van de drie aanhangende vergulde "nikker" sieraden aan een onbekende negerman; van de opbrengst kocht zij wat brood en boter. Vervolgens begroef zij het horloge met aanhang aan de kant van de Salt Pond. Daar werd het gevonden door de vrije mulat Abraham Balborda; Sally heeft het horloge herkend. Overigens is Nancy in 1803 al eens beschuldigd van diefstal en wel uit het huis van de mulattin Mariann; zij is toen met andere gevangenen uit de gevangenis uitgebroken..
Vonnis: Geseling, brandmerking en verbanning uit de kolonie.

[378.9] 27 en 31 mei, 24 juni 1806
blz. 57 - 67

belediging en nalatigheid
Dader: William Carswell, mulat, vrijman, en William Lamb, mulat
Delict: Zij hebben hedenochtend John Grubey beledigd, en een negerjongen geslagen. Carswell ontkent, Lamb bekent. Omdat Carswell bij zijn ontkenning blijft, en om zijn "stille, deugdzame en onderwerpelijk gedrag" en de voorspraak van het "opperhoofd dezer colonie", wordt hij niet gestraft. Lamb zou gezegd hebben dat hij net zo min een "mulatte hoere kind" was als Grooby "een blanke hoere kind". Lamb kan zich niet "gelijk stellen" aan een blanke uit een respectabel huwelijk. Lamb stelt dat hij ook geen hoerenkind is; zijn moeder Betsy was blank en getrouwd met een blanke kapitein Lamb, hij is dus ook een blanke. Dat hij een rood lintje draagt, als teken dat hij een "gecouleurde vrijman" is, is voor zijn plezier. Het hof stelt dat hij gezien zijn huidskleur "van een gecouleurd persoon is voordgesproten". Ook heeft Lamb zich bij de laatste registratie voor het hoofdgeld niet laten inschrijven, evenmin op de "naamlijst de vrijlieden".
Getuige(n): J.C. Cramer, J. Blake en Jacob A. Percival
Vonnis: Carswell moet ten overstaan van het hof Grubey om excuus vragen. Lamb wordt verbannen. De laatstgenoemde straf wordt herzien na ontvangst van een verzoekschrift waarin Lamb berouw toont en beterschap belooft. Hij moet nu een borgsom van 500 pesos betalen als garantie voor naleving van zijn belofte een plichtsgetrouw burger te zijn; tevens moet hij Grubey vergeving vragen. In plaats van de borgsom heeft William Carswell zich borg gesteld.

[378.10] 13 en 24 juni 1806
blz. 64 - 65, 67 - 83

diefstal
Dader: Will NN, negerjongen (ca. 20 jaar, * SXM) (slavenhouder: John Grubey)
Delict: Will heeft op 11 juni gestolen uit de woning van de mesties Mary de Lano. Hij verliet 's avonds laat de woning van zijn meester via de dwarsstraat naast het huis van Van Heyningen, om op bezoek te gaan bij zijn meisje Deliah (slavin van de wed. Westerband) in de Backstreet. Toen hij haar niet zag, keerde hij terug en sloop hij de woning van Mary de Lano binnen, waar hij diverse zaken stal. Een deel van het gestolene verstopte hij, de rest bracht hij bij Mary Brill; zij gaf hem koekjes en sigaren omdat ze geen contant geld kon vinden. Mary betwist het tijdstip, de goederen die zij kreeg en de betaling. Will probeerde op 12 juni de vrouwenkleding aan Rachel Barton te verkopen, maar die herkende ze als eigendom van Mary de Lano en gaf ze haar. Will bekent de diefstal, alsook eerdere diefstallen. Voor de diefstal van twee kippen van Roze Frigou in kerstnacht 1805 is hij destijds gegeseld. Op bezoek op de plantage van Pieter Bart nam hij geld weg, waarvoor hij o.a. kleding kocht in de winkel van de mulatte vrouw Nanno; de rest is hem door zijn meester afgenomen en aan Bart teruggegeven.
Vonnis: Geseling en brandmerking.

[378.11] 13 en 24 juni 1806
blz. 64 - 65, 75 - 83

heling
Dader: Mary Brill, mulattin (ca. 50 jaar, * Guadeloupe) (slavenhouder: Elizabeth Gibbes, wed. van John Blyden)
Delict: Mary kent Will, omdat die soms bij haar brood, koekjes en sigaren kocht. Zij had al eens twee kippen van hem gekocht, afkomstig van een negerin aan de Franse kant. Will had in de ochtend van 12 juni haar gevraagd een paar vrouwenschoenen voor hem te bewaren, hij zou later terugkomen. Vervolgens heeft de fiscaal de schoenen bij huiszoeking gevonden. Aanvankelijk beweerde Mary de schoenen van Mary Heyliger geleend te hebben, daarna dat deze die bij haar had laten staan en tenslotte dat Will ze bij haar had achtergelaten. Mary had kunnen weten dat dit geen eerlijke handel betrof. Er is verschil van mening over een zilveren lepel die Will haar gebracht zou hebben en die zij door tussenkomst van de vrije mulattin Nanno, die bij Mary de Lano inwoont, zou teruggeven.
Vonnis: Geseling en brandmerking.
Zie verder zaak nr. 10

[378.12] 24 juni 1806
blz. 83

diefstal
Dader: Mary NN, mulattin
Delict: Verdacht van diefstal van een doosje juwelen van de wed. Gibbes.

[378.13] 29 juli, 5, 12 en 19 augustus, 14 oktober 1806
blz. 84 - 85, 88 - 91. 101 - 105

belediging
Rechter(s): Christophel Adriaan Beuker
Dader: Robert Hewetson, Anglicaans priester (* Ierland)
Delict: Heeft in dronken toestand op 3 juli publiekelijk en herhaald Pierre Antoine Enjalbert, lid van het hof, beledigd, toen die in de Backstreet met D'Laffranque stond te praten. Uiteindelijk leidde dat tot een handgemeen, dat door tussenkomst van raadslid Richardson beëindigd werd. Hewetson is heimelijk naar de Franse kant vertrokken en heeft Enjalbert schiftelijk via Phillip Bellasse tot een duel uitgedaagd.
Getuige(n): John B. Borcy, Engle James Richardson
Vonnis: Verbanning uit de kolonie.

[378.14] 9,12 en 19 augustus 1806
blz. 86 - 88, 91 - 92

diefstal
Dader: Hannah NN, mulattin
Delict: Heeft vier à vijf maanden geleden een doosje zilveren juwelen gestolen uit een koffer in de woning van Betty Galbahar, die inmiddels is overleden. De mulattin Susannah Mardenbrough, dochtertje van Betty, zag Hannah op 8 augustus gouden oorringen uit dat doosje dragen, die ze beweerde gekocht te hebben. Rond de tijd van de diefstal heeft Hannah drie nachten bij hen gelogeerd. Susannah zag haar pas weer op de begrafenis. Hannah zegt het doosje destijds onder een oorkussen te hebben gevonden. Omdat de arts Jacob Gumbers Richardson waarschuwde dat een langer verblijf in de gevangenis voor de zwangere Hanna en haar ongeboren kind dodelijk zou zijn, heeft de fiscaal Hannah bij de mulattin Fanny la Coudré laten overbrengen. Daarvandaan is zij op 18 augustus gevlucht.

[378.15] 2 en 16 september 1806
blz. 92 - 97

inbraak
Dader: John NN, mulatte man (ca. 30 jaar, * Bermuda) (slavenhouder: Simon Ahman)
Delict: Heeft bekend op 6 juni in het pakhuis van zijn meester onder diens woning in de Frontstreet te hebben ingebroken. Hij is vijf maanden geleden gevlucht en heeft tijdens zijn verblijf in bos en veld zich gevoed met suikerriet en levensmiddelen in ruil voor gevangen whelks. Hij vluchtte omdat Ahman hem ten onrechte had beschuldigd van de diefstal van een stuk hardhout en hem had gestraft door hem te ketenen en 's nachts op te sluiten. Hij stal twee vaten vlees uit het pakhuis en rolde die naar een oud vervallen huisje bewoond door de negerin Cornelia NN, slavin van de erven Samuel Mendez Balborda. Zij wilde niets daarmee te maken hebben; daarop heeft hij zonder iets mee te nemen Philipsburg verlaten.
Vonnis: Geseling, brandmerking en verbanning uit de kolonie.

[378.16] 30 september, 4 november 1806
blz. 98 - 99, 108 - 112

inbraak
Dader: Will NN, negerjongen (ca. 20 jaar, * SXM) (slavenhouder: John Grubey)
Delict: Verdacht van inbraak op 24 september in de negerwoning van de mulattin Cloë NN op de plaats achter de woning van Abraham Salomon Wade (voordien bewoond door de wed. Gilles Mardenbrough) aan de Frontstreet. Hij zou een cederhouten kist met linnengoed, kleding en gouden oorringen van de weduwe en van de negerin Present hebben gestolen. De kist is de volgende ochtend leeg aan getroffen door de vrijneger Abraham Hanson op het land van de wed. Descomps. Will werd ondervraagd door zijn meester en door Wade, maar ontkende. Hij vluchtte daarop naar Grand Case. Daar is hij door William Clark gezien, als wegloper beschouwd, aangehouden en op 28 juni aan de fiscaal overgedragen. Gezien de goede repuatie van de getuige en het strafblad van Will, wordt deze als dader beschouwd.
Getuige(n): Jenny Hassell, vrije negerin
Vonnis: Verbanning uit de kolonie.

[378.17] 30 september 1806, 17 maart 1807
blz. 99 - 100, 141 - 142

doodslag
Dader: Jack NN (slavenhoudster: wed. John Richardson sr)
Delict: Door de wed. John Chippendale ten onrechte verdacht van het doden van haar slaaf Nero NN. De lijkschouw heeft plaatsgevonden; niets wijst op de schuld van Jack. Bij nader onderzoek wordt Jack vrijgesproken van de aanklacht. Hij heeft als wachter slechts uit zelfverdediging en om de bezittingen van zijn meester te verdedigen zich verweerd tegen een gewapende dief.
Vonnis: De beschuldigster wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van de procedure.

[378.18] 28 oktober, 4 november 1806
blz. 106 - 107, 113 - 119

geweldpleging
Dader: Klaas NN, negerman (ca. 52 jaar, * St. Eustatius) (slavenhouder: A.T. Kruijthoff)vrije negerin
Delict: Heeft op 20 oktober, nabij zijn negerhut op de plantage Welgelegen in Little Bay, bij een ruzie zijn medeslaaf Phoenix NN een gevaarlijke steekwond toegebracht. Phoenix verzocht de negerjongen Michiel en Jonge Phoenix, die passeerden met een koppel beesten, de directeur Thomas Richardson te waarschuwen. De langslopende negerjongen Chance (slavenhouder: Patrick Carty) heeft het mes opgeraapt of uit Klaas' hand gewrongen. Nanny treft geen schuld.
Getuige(n): Nanny Greeneway (of Greenway), vrije negerin, die met Klaas samenwoont
Vonnis: Geseling.

[378.19] 28 februari, 2 maart 1807
blz. 120 - 140

diefstal
Rechter(s): Adrien Huré
Dader: John Foga, negerman (ca. 25 jaar, * SXM) (slavenhouder: William Gibbes), Bastiaan NN, negerman (ca. 55 jaar, * SXM) (slavenhouder: William Stokvis Gibbes) en Albinus, mulatte man (ca. 20 jaar, * SXM) (slavenhouder: Joab Arrindell)
Delict: Zij zijn door de getuigen met gestolen goederen betrapt en aangehouden en overgedragen aan de fiscaal. Bastiaan bood ook gewapenderhand en met geweld verzet tegen zijn aanhouding. Rivierre zag in de nacht van 27 februari, toen hij de wacht hield bij het gouvernementshuis, een neger (Bastiaan) de plaats achter het huis van Jan David Schepper inlopen, gevolgd door anderen. P. Chap de Laine, Samuel Balborda, Duperçoy en de vrije neger Laurent Descomps hielpen bij de aanhouding. Foga ontkent dat een aangetroffen hoed van hem is; hij had die al eerder verloren bij het huis van de vrijman Abby. Bastiaan en Albinus zeggen dat Foga het hoofd van de bende was; Bastiaan was de kok. Hij beschuldigt Albinus ervan erbij geweest te zijn toen er suikerriet van Gilles Mardenbrough in hun kamp werd gebracht. De conclusie is dat het hier om een gevaarlijke bende weglopers gaat. Champain (of Champagne) NN, negerman (slavenhouder: John Arrindell), Chassé (slavenhouder: dokter Barry) en Ned NN (slavenhouder: Abraham Heyliger Lz) behoren ook tot de bende. Er volgt nog een uitgebreid overzicht van de tijd dat zij zich schuil hielden en op rooftocht gingen; genoemd worden: Point Blache, "Ravensgeruse", Cape Bay. Ook weggelopen slaven April (slavenhouder: Adolph T.Kruijthoff), Dick (slavenhouder: dokter Barry), Polydor (slavenhouder: R. Richardson) en James (slavenhouder: William Stokvis Gibbes) worden genoemd. Zij voedden zich met schelpdieren, suikerriet, geiten (o.a. van Thom Salomons in Little Bay), wat ze van kostgronden stalen en strandvonderij; ze werden geholpen door negers van de plantage van James Wilson. In de nacht van hun arrestatie kwamen zij ook de negerjongen Bazey (slavenhoudster: Mary Richardson) tegen.
Getuige(n): Abraham Balborda en Samuel Mendez Balborda, vrije mulatte mannen, George Ruilter Hanson, John William Hanson, vrijlieden; jager Rivierre (in garnizoen)
Vonnis: John Foga en Bastiaan worden op 3 maart in Little Bay gefusilleerd. Albinus zal daar worden gegeseld; hij wordt verbannen.
--- Foga is in 1803 al eens publieklijk gegeseld wegens diefstallen; Bastiaan is dat enkele maanden geleden overkomen. wegens veediefstal. Het hof beklaagt zich dat het geheugen van de daders zo slecht ontwikkeld is "hetgeene alleenlijk aan eene volkomen nonbewustheid ofwel aan eene volstrekte onopmerkzaamheid der tijdreekening , den onkundigen en botten veldnegeren zo algemeen eigen, is toe te schrijven". De strafmaat wordt verzwaard, gezien "het groot getal thands in deze Colonie van hunne meesters voortvluchtige en zich in bosschen en op bergen verscholen houdende negers ... speciaal in het tegenwoordig tijdstip, waarin een aantal negers van de plantagie van A.T. Kruijthoff in een completen opstand zijn ... midden in den oogst".

[379.1] 23 april , 2 mei 1807
blz. 2 - 3

Rechter(s): J. Verveer Jz
Dader: Ezau Vlaun
Delict: Vervoering van soldaten.
Getuige(n): William Williams (verhoord 23 september 1804)
Vonnis: Zes weken hechtenis in fort Amsterdam op zijn kosten.
--- Vermoedelijk in 1804! Onduidelijk wat precies met dit delict wordt bedoeld.

[379.2] 23 juli 1807
blz. 3 - 3v, 6v - 7

weglopen
Rechter(s): Salomon Romney
Dader: Chassée NN, negerman (slavenhouder: J.P. Barry)
Delict: (Is weggelopen en heeft geprobeerd stiekem het eiland te verlaten.)
Vonnis: Geseling, brandmerking en levenslange gevangenisstraf met dwangarbeid.
--- Vermoedelijk delict, gebaseerd op akte 4. Gebaseerd op zijn fysieke gesteldheid, zal zijn "waarde" worden getaxeerd en zal de aanslag van de slavenhouder in het hoofdgeld worden verminderd. Taxateurs ziujn J. Cuthbert en Richard Huthersall.

[379.3] 23 juli 1807
blz. 3v - 4, 6v - 7

weglopen
Dader: Ned NN, negerman (slavenhouder: Abraham Heyliger Lz)
Delict: (Is weggelopen en heeft geprobeerd stiekem het eiland te verlaten.)
Vonnis: Geseling, brandmerking en levenslange gevangenisstraf met dwangarbeid.
--- Vermoedelijk delict, gebaseerd op akte 4. Gebaseerd op zijn fysieke gesteldheid, zal zijn "waarde" worden getaxeerd en zal de aanslag van de slavenhouder in het hoofdgeld worden verminderd. Taxateurs ziujn James Cuthbert en Richard Huthersall.

[379.4] 23 juli 1807
blz. 4v - 5

weglopen
Dader: London NN, negerman (slavenhouder: J.P. Barry)
Delict: Is weggelopen en heeft geprobeerd stiekem het eiland te verlaten.
Vonnis: Geseling en zes weken hechtenis in fort Amsterdam met dwangarbeid.

[379.5] 23 juli 1807
blz. 5 - 6

weglopen
Dader: Massa NN, negerman (slavenhouder: J.P. Barry)
Delict: Is weggelopen en heeft geprobeerd stiekem het eiland te verlaten.
Vonnis: Geseling en zes weken hechtenis in fort Amsterdam met dwangarbeid.

[379.6] 23 juli 1807
blz. 6 - 6v

Dader: Peggy NN, negerin (slavenhouder: J.P. Barry)
Delict: Is weggelopen en heeft geprobeerd stiekem het eiland te verlaten.
Vonnis: Geseling en zes maanden hechtenis in fort Amsterdam met dwangarbeid.

[379.7] 23 juli 1807
blz. 7

diefstal
Dader: Champagne, negerman (slavenhouder: John Arrindell)
Delict: Was volgens de reeds veroordeelden lid van de bende van John Foga (of Fogo).
Zie verder 378.19

[379.8] 6 en 10 september 1807
blz. 7v - 14 en 17r-v

mishandeling met de dood als gevolg
Dader: Chaumount NN, negerman (ca. 50 jaar, * kust van Guinea) (slavenhouder: erven Richard R. Richardson, plantage Reeds)
Delict: Chaumont heeft de negerin Sue (slavenhouder: George Rogers, directeur van de plantage), met wie hij samenwoont, bij een ruzie tijdens het stampen van cassave in drift met de hardhouten stamper tegen haar slaap gestoten. Omdat zij drie dagen later zonder klachten nog aan het werk was, kan hij niet geloven dat dat de oorzaak van haar dood is geweest. Zij verloor het bewustzijn en overleed enkele dagen later. De artsen Jacob Gumbes Richardson en John Romney, hadden Sue al in februari en april als patient gezien; beide keren was er geen aanleiding om te veronderstellen dat zij krankzinnig was geworden. In augustus zagen zij ook geen verband met eerder gesignaleerde kwalen. Richardson en Gerauld du Cloux waren na lijkschouwing van mening dat de hoofdwond de doodsoorzaak kan zijn geweest. In elk geval moet de geweldpleging worden bestraft.
Getuige(n): Thomas Rogers (onderdirecteur) en de negers Qoicou en Mathew
Vonnis: Geseling, brandmerking en levenslange gevangenisstraf met dwangarbeid. Zijn slavenhouders krijgen na taxatie korting op het hoofdgeld.

[379.9] 31 mei, 4 en 9 juni 1808
blz. 18 - 27v (bovendien in klad:16r-v)

Dader: Cuffey NN, negerman (suikerplantage Madams), voorts zijn mededaders, allen negerslaven van deze plantage, met uitzondering van Echo NN (slavenhouder:P.A. Enjalbert), Charrey NN, Colombier Peter NN, Ben NN, Cleyton NN, Little Peter NN, Perro NN, Little Oliver NN, Old Oliver NN en Abram NN, voorts Philip Sanco en Polidore NN
Delict: Niet genoemd. Cuffey was de aanvoerder. De overigen moeten diens executie bijwonen.
Vonnis: Vermoedelijk wordt Cuffey ter dood gebracht; de overigen (met uitzondering van de twee laaststgenoemden): geseling.

[380.1] 29 maart, 17 april, 7, 14 en 21 mei 1810
blz. 1 - 9

geweldpleging
Rechter(s): James Cuthbert
Dader: Thomas Hodge
Delict: Hij heeft aan de Franse kant John Thomas Hancock verwond. Hancock is de oorzaak van ongunstige vonnissen die het gerecht tot zijn nadeel heeft geveld. Thomas ging verhaal halen omdat ds. Hewetson aan zijn vader een merrie had verkocht, maar nooit geleverd. Hij drong het huis van Hancock binnen en verwondde hem bij een schermutseling. Toen hij door anderen werd bedreigd, ging hij naar de Franse commandant; daar werd hij gevangen genomen. Hij zou Hancock het liefste hebben doodgeschoten en had dat op St. Barths ook bijna gedaan. Omdat gevaar voor zelfmoord dreigt, zal Thomas "in de eizers" worden gesloten. Nu zijn gevangenis in Fort Amsterdam in militair gebruik is, zal de fiscaal met de weduwe van Arthur Hodge, moeder van de dader, overleggen of zij op haar plantage een als gevangenis te gebruiken huis kan laten bouwen of dat anders haar zoon naar Europa zal worden gezonden om in een "dol- of verbeterhuis" te worden opgenomen. De eerste mogelijkheid wordt door de moeder verworpen, omdat Thomas gemakkelijk een van de negers kan omkopen; hij kan wel naar Engeland worden gezonden, op kosten van de plantage. Thomas' curator, Gerauld du Cloux, kan dat regelen.
Getuige(n): Daniel Flemming
Vonnis: Wegens zijn onvoorspelbare, levensgevaarlijke gedrag zal Thomas in de gevangenis onder het raadhuis geketend worden opgesloten, totdat zijn moeder hem op haar plantage kan oplsuiten of tot zij hem naar Europa kan laten reizen.
--- Van 15 februari 1810 tot 24 januari 1815 had Engeland de zeggenschap over het eiland.

[380.2] 20 november 1810
blz. 12

diefstal
Dader: Pink NN, negerman
Delict: Is door Benjamin Hodge beschuldigd van veediefstal op 31 oktober aan de Franse kant. Hodge had het niet tot een rechtszaak willen laten komen en trekt zijn aanklacht in. De fiscaal heeft de gevangene al verhoord; die volhardt in een gedeeltelijke bekentenis, hij was weggelopen en medeplichtig. Nader onderzoek is niet mogelijk.
Vonnis: Geseling en terugzending aan de slavenhouder.

[380.3] 1, 5 en 6 december 1810, 3 augustus 1811
blz. 14 - 17 en 28

diefstal
Rechter(s): Gerauld Ducloux
Dader: Dick NN, negerman
Delict: Vermist meel in de bakkerij van het Britse garnizoen. Louise Arrindell, vrije mesties, wordt als eerste verhoord. Fiscaal heeft vervolgens medeverdachte Pierre Chapdelene, wegens ziekte, thuis verhoord. Thom van Ketterling, negerman (slavenhouder: wed. Van Ketterling) zegt dat Pieter Mahon, negerman (slavenhouder: Mary Maillard) en Lloydt NN (slavenhouder: John Arrindell) aanwezig waren toen hij het vaatje meel in Marigot van een matroos kocht en dat de soldaat Robbert Potts (25e Britse regt.) aanwezig was op het erf van Buwell, toen hij daar aankwam. Pieter en Lloydt ontkennen een matroos te hebben gezien, toen zij in Marigot meel van Thom kochten. Thom zegt nu dat Pieter en Lloydt niet aanwezig waren, en dat hij een tijdje geleden voor de heer Barry een brandwijnvaatje met meel van Marigot heeft overgebracht. De beide anderen noemen het een soort beschuitbaatje. De negerin Charlotte NN (slavenhouder: David Burwell) wordt ook verhoord. De fiscaal rapporteert dat geen verdere mogelijkheden tot strafvervolging aanwezig zijn.
Vonnis: Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs.
--- Aanklacht destijds door luitenant Richard Prat gedaan.

[380.4] 25 februari 1811
blz. 18 - 19

belediging
Dader: Alexander Nisbet
Delict: Alexander heeft in dronkenschap de fiscaal beledigd.
Vonnis: Blootshoofds vergiffenis vragen aan de rechtbank en fiscaal en zijn woorden herroepen. Voorts 14 dagen hechtenis op water en brood, en een voorwaardelijke boete, waarvoor hij een borgstelling moet geven.
--- Op verzoek van de fiscaal wordt hem de hechtenis kwijtgescholden.

[380.5] 1 en 4 juni 1811
blz. 20 - 27

achterlating in hulpeloze toestand
Dader: kapitein en bemanning van een Spaanse bark, voor anker in Great Bay
Delict: Zij hebben een passagier achtergelaten op Flat Island (Tintamarre). Nicolas Rodrigos, supercargo a/b de sloep Maria onder kapitein Jon NN. Het schip was op weg van Puerto Rico naar St. Kitts. Omdat bij de nadering van Sint Maarten proviand begon te ontbreken, stelde een onbekende passagier voor om in Flat Island kosteloos gras en water in te nemen. De matrozen Francisco en John roeiden hem erheen, maar vervolgens werd hij handtastelijk, werd gewond en eiste zijn koffer met kleren; deze werd hem gebracht. Deze passagier bleef achter. Vaartuig en lading behoren toe aan zijn oom Lafriano Martino in Guava Bay (?) (Puerto Rico). De passagier had geen aandeel in schip of vracht en heeft niet betaald voor de passage. Het was kennelijk een kleurling met "grote tanden". Kapitein Domingo Lavienno, 50 jaar, * in Bayonne (F) verklaart dat de passagier enkele koeien vervoerde. De passagier lokte de twee matrozen naar een negerhut op Flat Island, waarna ze door en groep negers werden overmeesterd. Van het vaartuig is een koopbrief voorhanden, maar van de lading is geen schriftelijk bewijs. De passagier heeft nooit geprobeerd weer aan boord te komen, en had de twee matrozen voorgesteld om hem en de supercargo "overboord te smijten". Francisco, 20 jaar, * in Puerto Rico, bevestigt het verhaal van de kapitein. De lading behoort aan supercargo Nicolas toe. De passagier wilde na het overboord gooien van kapitein en supercargo naar St. Barths, schip en lading verkopen en een schoener kopen. Aan matroos John heeft de passagier hetzelfde voorstel gedaan. Hij vertelde dit aan de supercargo, die van plan was om de passagier in de eerstkomende haven "aan de justitie" over te leveren. Ook de schipper wist hiervan. De commissaris van de Franse kant heeft een verklaring overgeleverd van François Duzant, de bedoelde "passagier". Die is gedaagd, maar niet verschenen.
Vonnis: Aangezien François Duzant zijn beschuldiging niet handhaaft, wordt de bemanning vrijgelaten en het beslag op de sloep opgeheven. De kapitein wordt beboet wegens het niet rapporteren van het voorval.
--- Arrestatie op verzoek van luitenant-kolonel Dolphin.

[380.6] 3 augustus en 27 september 1811
blz. 29 - 30, 38

mishandeling van twee paarden
Dader: Ventor NN, negerman
Delict: Twee paarden van R.R. Richardson zijn mishandeld. Richard Thomas heeft geweigerd zijn negers Champagne en Simon te laten ondervragen. Dat geldt ook voor de weduwe John Richardson sr. Ook de negerjongen Jack (slavenhouder: R.R. Richardson) wordt gehoord. Ventor ontkent. Champagne en Simon weten van niets. Jack zegt dat Ventor, na gestraft te zijn, beweerde zich op de paarden te zullen wreken; hij heeft zelf niets gezien. Ventor zegt in geen 5 jaar gestraft te zijn en heeft zich nooit uitgelaten zoals gesteld. J.R. Thomas, neef van Richard Thomas, weet niets van een bestraffing. Richard Thomas verklaart hetzelfde.
Vonnis: Ventor NN wordt tot nader order vrijgelaten.

[380.7] 9 augustus en 3 september 1811
blz. 31 - 32, 34 - 35

belediging
Dader: Ben Heyliger, vrije neger
Delict: Dorcas Lloydt en haar zoon John Atkins, na een handgemeen, zijn door Ben beledigd. Hij heeft Dorcas, een blanke, "een stoot op de borst" gegeven. Ben veklaart dronken geweest te zijn; hij herinnert zich niets. Fiscaal eist drie maanden hechtenis. Het gerecht wil eerst onderzoek van alle regelgeving en jurisprudentie van alle straffen tegen "vrijlieden" wegens belediging "en andere feitelijkheden" jegens blanken. Ben Heyliger (sr), vader van de dader, vraagt om clementie, omdat de hechtenis van zijn zoon resulteert in een ellendige situatie voor zijn vrouw en hem. Gezien het onbesproken gedrag van de vader, gaat het gerecht daarin mee.
Vonnis: Ontslag uit hechtenis. Dader moet "met ongedenkten hoofden" en geknield vergiffenis vragen aan Dorcas.

[380.8] 23 augustus, 12 en 26 september, 10 en 24 oktober 1811
blz. 33, 36 - 37, 40, 42

diefstal
Dader: Lucky NN, negerin (slavenhouder: Christopher Blyden sr)
Delict: Lusij wordt verdacht vijf pantalons uit de kleermakerswinkel van de mulat George NN (slavenhouder: J.S. Gibbes) te hebben gestolen. Zij verschijnt viermaal niet ter zitting.

[380.9] 27 september, 15 oktober en 27 december 1811, 16 en 30 januari, 6 februari en 19 maart 1812
blz. 38 - 39, 41, 43 - 46

belediging ?
Dader: Izaac Mendez Balborda en Thomas Heyliger, vrije mulatten
Delict: Aanklacht door David Burwell. In deze kwestie heeft Heyliger de fiscaal beledigd. Deze wil de zaak onderzoeken. Heyliger stelt dat de mesties Henry Buntry (?) hem kwam vertellen dat Balborda door David Burwell nishandeld werd, waarop hij naar diens huis ging en dreigde de zaak aanhangig te maken. Vervolgens zou hij de fiscaal hebben beledigd; die sloeg hem de hoed van het hoofd en dreigde hem naar de gevangenis te zenden. Heyliger ging zich bij de generaal beklagen, maar kwam terecht bij majoor Broomfield. Balborda verklaart dat Pieter John Heyliger hem via een negerjongen kwam vertellen "dat hij een schurk was". Er ontstonden handtastelijkheden met Polly en Charlotte. Balborda ging naar Burwell om te klagen over Charlotte. Kapitein Pond sprak hem daarover aan; hij ontkent hem daarop beledigd te hebben. Burwell kwam naar buiten en ranselde hem met een zweep. Bablborda verzoekt ontslag van rechtsvervolging. Fiscaal eist betaling van gerechtskosten. Hem wordt zwijgplicht opgelegd over deze zaak. Balborda wordt ernstig vermaand.
Getuige(n): Pieter Pond, scheepskapitein, heeft een schriftelijke verklaring ingediend. Hij zegt Balborda nooit eerder te hebben ontmoet. De mulat Goosbey wordt gehoord; hij verklaard een vrij man te zijn, maar dat niet te kunnen bewijzen (een zekere John French verklaart dat op Antigua iedereen als vrije wordt geboren). Hij heeft een sloep van Gerrit Hans hierheen gebracht. Fiscaal moet dit onderzoeken. Verklaringen zijn nog opgenomen van: Andr.A. Wade, P.D. Leonard, Wm. Clark, Ths.L.P. Wade en Thomas Gibbes.
Vonnis: Tussenvonnis: Balborda krijgt 8 dagen hechtenis omdat hij weigerde de dagvaarding aan te nemen. Heyliger moet vergiffenis vragen wegens belediging van de fiscaal en krijgt een maand hechtenis wegens "slechte bejegening van een blank persoon" (Burwell). Op verzoek van generaal-majoor John Skinner wordt dit bekort met 22 dagen. Balborda moet de gerechtskosten betalen.

[380.10] 14 mei 1812
blz. 47 - 48

diefstal
Rechter(s): Joseph Romney
Dader: Marit NN, negering (slavenhouder: wed. John Blyden)
Delict: Marit is op heterdaad betrapt op diefstal van stenen. Zij verklaart eerst op verzoek van haar meesteres stenen te hebben gezocht. Tenslotte bekent zij een vuursteen naar haar meesteres te hebben gebracht.
Getuige(n): R.R. Richardson heeft gezien hoe Marit een vuursteen van zijn oven losmaakte en meenam.
Vonnis: Publieke geseling.

[380.11] 14 en 21 mei , 6 juni 1812
blz. 48 - 52

stroperij te water
Dader: Daniel Flemming
Delict: Abraham Halley heeft een aanklacht wegens stroperij ingediend. Daniel ontkent het feit. Flemming kan de bewuste boot niet "opleveren", omdat die in bezit is van zijn vader in Marigot. Hem wordt opnieuw opgedragen de boot te tonen, omdat hij niet kan bewijzen dat die andermans eigendom is. Bart ging bij de klip Grouper visfuiken uitzetten. Hij zag toen Daniel Flemming in een boot bij de visfuiken van Halley bij de klip Hen and Chicken; daarop bleek een ronde boei te zijn vervangen door een vierkante; dat kan alleen door Daniel zijn gedaan. Flemming ontkent de fuiken van Halley geleegd of verplaatst te hebben. Hij heeft geen geld om boete en onkosten te betalen.
Getuige(n): Thomas Bart, Edward Gumbes, Francis ... (Armonie ?), Michiel Flemming.
Vonnis: Fiscaal moet met nadere bewijzen komen. Daniel moet zijn boot aan fiscaal tonen. Hij wordt in civiele gijzeling genomen. Flemming wordt veroordeeld tot een boete en vergoeding van door Halley gederfde kosten.

[380.12] 27 augustus, 2 en 15 september en 5 en 7 oktober 1812
blz. 53 - 54, 56 - 58

minachting van blanken
Dader: Dublin NN (slavenhouder: Thomas Gumbes) en Bob NN (slavenhouder: erven Albert en Catharina van Heyningen, plantage De Hoop), negerslaven
Delict: Aanklacht van Giles Mardenbrough Jz, directeur van de plantage. Bob wordt verhoord. Dublin heeft Bob tegen de directeur opgehitst. De fiscaal eist "de gewone negerstraf". Het vonnis wordt door generaal-majoor John Skinner goedgekeurd.
Vonnis: Dublin zal worden gegeseld.
--- Er wordt verwezen naar schriftelijke stukken (verslag van verhoren e.d.).

[380.13] 10 september - 10 december 1812, 21 januari - 4 maart 1813
blz. 55 - 56, 58 - 77, 85, 90, 92, 96 - 98

weglopen en veediefstal
Dader: Belford NN, 40 jaar, * Guinea (slavenhouder: Abraham Heyliger Lz), Silvester NN en Dick NN (slavenhouder: Jacob Peter Barry) en Peter NN (slavenhouder: John Carter), negerslaven. Medeplichtig zijn: Champagne NN, negerman, 40 jaar, * SXM (slavenhouder: John Fogarty), York NN (slavenhouder: Richard Robinson Richardson) en Cuffy NN (slavenhouder: Peter Rogers).
Delict: Champagne was gearresteerd maar is op last van zijn meester naar zijn plantage overgebracht; deze moet alsnog in hechtenis worden genomen. Al deze mannen zijn aangehouden op de Pelican Key door betrouwbare slaven van Barry en Richardson, planters in Lower Princes Quarter, mede namens diens schoonmoeder wed. Jacob Arrindell en namens de wed. Thomas Hyder (Oyster Pond). Zij waren in het bezit van de restanten van een koe. Champagne is gevlucht en Cuffy (of Cufffey) is in zee gevallen en verdronken. Edward Hyder Winfield meldt de vermissing van een koe, eigendom van zijn moeder, Margaret Hyder, wed. Richard Winfield, op Ravine Rouge, naast Guana Bay; dit is vermoedelijk de geslachte koe. Hij trof de resten aan op Point Bush. De verdachten worden verhoord. Alle vier mannen blijven bij hun antwoorden op hun verhoor. York was op de plantage van de wed. Arrindell. Directeur Francis Blake had hem tijdelijk geketend, maar weer vrijgelaten; sindsdien is hij verdwenen. Op 24 november wordt hij opgeroepen om in hechtenis te worden genomen. Hij laat vier maal verstek gaan; fiscaal zal een intendit opstellen. Belford was als eerste gevlucht naar de berg achter het land van de wed. Warner. De negerman De Winter (ook van Abraham Heyliger) en Dick voegden zich eerst bij hem, maar verlieten hem; hij vertrok naar Pelican Key. Alle anderen kwam ook daarheen. Op voorstel van Champagne gingen zij toen naar Point Bush, waar wilde koeien liepen. Zij slachtten daar een koe en keerden weer terug naar Pelican Key. Belford vertelt enkele jaren geleden (1790) wegens veediefstal van Thomas Cuviljé gestraft te zijn met geseling, bradmerking en het afsnijden van een oor. Zijn meester was toen John Richardson. Hij was weggelopen en hield zich samen met anderen bezig met diefstal en stroperijen in de regio Guana Bay. De koe was gestolen van de vrije negerin Selah. Een beloning van 20 daalders wordt uitgeloofd voor het opsporen van Champagne en York. Elk van de betrokken plantages moet een betrouwbare neger leveren om te helpen bij de opsporing. De fiscaal rapporteert op 22 oktober dat Champagne is gearresteerd. Hij wordt geconfronteerd met Silvester en Dick. Champagne bekent medeplichtigheid aan de diefstal van drie koeien van de wed. Winfield, verzoekt vergiffenis en verbanning uit de kolonie. Hij is sinds 1 januari voortvluchtig, omdat zijn meesteres het niet voldoende vond dat hij dagelijks twee à drie bundels hout sprokkelde. Uit angst voor bestraffing, is hij naar het oostelijk deel van het eiland gevlucht. Sinds twee maanden was hij samen met de overige gedetineerden. Toen York voorstelde een koe van de vrije neger Kingsale Albert te vangen, heeft hij dat ontraden. Hij heeft ook nog een geit op mevr. Descomps berg gevangen en opgegeten. In 1803 is hij (destijds "eigendom" van John Arrindell) al eens als medeplichtige van de neger Thom NN wegens diefstal tot dwangarbeid veroordeeld. In 1807 is hij (slavenhouder: Chriftophel Blyden) wegens weglopen en deelname aan een gewapende roversbende gegeseld en gebrandmerkt. Hij is ontsnapt uit de gevangenis, maar in januari 1809 weer gearresteerd. Na de overgave van het eiland (aan de Engelsen) zijn alle gevangen slaven aan hun meesters teruggegeven. Champagne is duidelijk een bendeleider en heeft verschillende misdrijven gepleegd.
Getuige(n): Harry (of: Henry) NN, negerman (slavenhouder: Jacob Peter Barry) wordt met Champagne geconfronteerd in verband met de omstandigheden van de arrestatie. Hij was samen met Ambries NN, negerman (slavenhouder: wed. Winfield); door de worsteling met Champagne hebben toen de negers Chassé NN en Andrew NN, die tevens waren aangetroffen, kunnen ontsnappen.
Vonnis: Belford wordt opgehangen. Silvester wordt gegeseld en gebrandmerkt. Dick en Peter, negerjongens, worden gegeseld. Champagne krijgt ook de doodstraf. Bij verstek wordt York verbannen uit de kolonie op straffe van opohanging en vogelvrij verklaard.
--- De straffen waren lager dan de fiscaal had geëist. Ten aanzien van Silvester, Dick een Peter wordt het vonnis goedgekeurd door generaal-majoor Skinner. Skinner verzoekt een lagere straf dan de doodstraf voor Belford, bijvoorbeeld levenslange gevangenisstraf. Het gerecht verwerpt dit verzoek; "viewing the critical situation of the country" is een exemplarische straf noodzakelijk. Skinner gaat akkoord en wijst de fiscaal op de noodzaak om de opnieuw gevluchte York te arresteren; zijn meester R.R. Richardson moet worden opgedragen daaraan mee te werken. De "phisique gesteldheid ... als lijfeigene" van Belford wordt door de taxateurs John Illidge en Johs. Salomons Gibbes geschat op 462 pesos. Skinner gaat akkoord met het vonnis voor Champagne. Bij gebrek aan een scherprechter is het vonnis uitgesteld. De "waarde" van Champagne wordt door de taxateurs William Stokvis Gibbes en Johannes Salomons Gibbes getaxeerd op 407 pesos.

[380.14] 10 september 1812
blz. 55

belediging
Dader: Allick, negerman (slavenhouder: de wed. van `Thomas Gibbes)
Delict: Hij heeft zijn meesteres beledigd. Aldus een verklaring van J.G. Vis en P.Maillard.
Vonnis: Geseling.
Zie verder inv.nr. 378 (akte 19)

[380.15] 5 november 1812
blz. 76 - 77

belediging ?
Dader: Polidore NN (vroeger "eigendom" van wijlen John Charles Warner)
Delict: Polidore is enige tijd geleden vanuit Martinique het eiland binnengekomen, met een permissiebiljet van Garnier Laroche, commissaris van administratie. Hij is meermaals onbeschoft geweest tegen de president van het gerecht en heeft twee negers bedreigd die op hem af waren gezonden.
Vonnis: Geseling en wegzending uit de kolonie.

[380.16] 19, 24 en 26 november 1812
blz. 78 - 86

weglopen
Dader: Hannibal NN, negerman (plantage Hoop; slavenhouders: erven Albert en Catharina van Heyningen) en medeplichtigen: de negers Jesper NN, William NN (beiden slavenhouder: Peter Rogers), Kitty NN (plantage Hoop), Bascum NN (slavenhouder: Benjamin James Richardson, vrije mesties), Cato Warner (slavenhouder: wed. John Charles Warner), Polidore NN en Gift NN (slavenhouder: wed. Saul Howell Gumbes)
Delict: Hannibal en anderen hebben geprobeerd met de boot van Pierre Nadal het eiland te verlaten. De boot was gestolen door Bascum, die uit de boot van F.C. Macklot was gezwommen en daartoe bij de ankerplaats van R. Muller een zeil had gestolen. Nadal is bereid de juridische kosten te betalen, mits hij niet verder bij het proces wordt betrokken.
Vonnis: Hannibal was de leider van de ontvluchting. Polidore was oproerig, heeft Cato Warner verleid om te vluchten en gewapend verzet gepleegd bij zijn arrestatie. Beiden worden gegeseld en hun linker oor wordt afgesneden. Op 24 november de laatste straf gewijzigd in: gebrandmerkt op het voorhoofd. Polidore: wordt verbannen uit de kolonie. De anderen worden bestraft met geseling, met uitzondering van Gift, die wordt vrijgesproken omdat hij de ontvluchting heeft verraden. Alle vonnissen worden door generaal-majoor Skinner goedgekeurd.
Zie verder ook akte 15

[380.17] 3 en 10 december 1812
blz. 87 - 90

diefstal
Dader: Smart NN, negerman (slavenhouder: wed. Abraham Howell Arrindell); medeplichtig zijn mogelijk zijn medeslaven Thom NN en Paddy NN
Delict: Diefstal van vlees en spek uit het magazijn van de Britse troepen. Generaal-majoor Skinner heeft van de fiscaal vervolging geëist. Twee leden van het gerecht zullen de generaal vragen of de zaak "sommierlijk" mag worden afgedaan (door middel van geseling), gezien de deplorabele toestand waarin de financiën van de kolonie verkeren. Skinner stemt in met dit voorstel. Smart heeft al bekend, maar de andere twee ontkennen medeplichtigheid. Thom beroept zich op de "drijver" Guy van zijn plantage . Die getuigt dat beiden 's avonds tot 11 uur op wacht stonden over het suikerriet. De fiscaal eist desondanks geseling voor alle drie mannen.
Vonnis: Geseling van alle drie mannen.

[380.18] 3 en 10 december 1812
blz. 88, 90

belediging
Dader: Champagne NN, negerman (slavenhouder: William en Aletta Gibbes)
Delict: Belediging van Salomon van der Poole, directeur van de plantage. Champagne bekent dronken te zijn geweest en "wel te weten dat een zwarten geen blanken met woorden noch daden mag beledigen"; hij weet niet meer of hij de directeur heeft geslagen, maar vraagt vergiffenis. Van der Poole verklaart dat hij hem met een stok op de linkerhand sloeg.
Vonnis: Geseling.

[380.19] 24 december 1812
blz. 91

mishandeling van een muilezel
Delict: Een muilezel van Engle James Richardson is door diens veedrijver met een buikwond aangetroffen op de negergronden van de plantage Richmond Hill (eigendom: Peter Webster).

[380.20] 21 januari, 4 en 18 februari, 18 en 19 maart 1813
blz. 92 - 99

winkeldiefstal
Dader: Mistake NN alias Butcher, samboman (slavenhouder: John Fogarty)
Delict: Diefstal uit de winkel van mej. L.E. Lapierre. De dader is kennelijk voortvluichtig, want hij wordt gedagvaard, waarbij ieder wordt opgeroepen de verdachte geen onderdak te verlenen of te eten en drinken te geven. Er wordt een premie van 11 pesos uitgeloofd voor degene die hem weet te arresteren. Fogarty heeft Mistake "opgeleverd"; die heeft bekend gestolen te hebben uit de winkel van Mary de Lano, vrije mestiese, maar ontkent de hier bedoelde diefstal. Fiscaal heeft tevergeefs gepoogd hem het tweede feit te laten bekennen. Besloten wordt om alleen de diefstal van Mary de Lano te vervolgen. Mistake blijft bij zijn bekentenis.
Vonnis: Geseling. Aan zijn "eigenaar" zal worden opgedragen hem voor altijd uit de kolonie te "verzenden", op straffe van een boete. Fogarty stermt hiermee in.

[380.21] 21 januari, 4 en 18 februari, 1 april, 19 en 26 augustus 1813
blz. 92 - 94, 96, 100, 103 - 104

geweldpleging
Dader: Peter NN, negerjongen (slavenhouder: mr. Willem Hendrik Rink)
Delict: Peter heeft de negerman Dick NN (slavenhouder: Richard Raviné, vrije gekleurde) in de nacht van 16 op 17 januari op drie plekken verwond. Hij is voortvluchtig en laat vier maal verstek gaan; fiscaal zal een intendit opstellen. Peter wordt bij verstek veroordeeld.
Vonnis: Verbanning voor 10 jaar.

[380.22] 4 en 18 februari 1813
blz. 95 - 96

inbraak
Dader: George NN, negerman (slavenhouder: William Gibbes)
Delict: George wordt beschuldigd van inbraak in de kelder van Aletta Gibbes. Fiscaal heeft hem verhoord in tegenwoordigheid van kolonel Farquharson, hem schuldig bevonden en met instemming van de kolonel laten geselen. Deze afdoening wordt voor kennisneming aangenomen.

[380.23] 20 april 1813
blz. 100

weglopen
Dader: William NN, negerman (slavenhouder: voorheen Benjamin Hodge, won. Franse kant; nu Jonathan Derrick)
Delict: William is weggelopen. Hij was door Hodge verkocht aan een zekere Mosante, op voorwaarde dat die hem in hechtenis zou houden tot hij hem van het eiland zou kunnen wegzenden. De fiscaal heeft William "opgevraagd", maar die is sinds 9 april weggelopen; hij wordt gemachtigd William te arresteren.

[380.24] 5, 12, 13 en 26 augustus, 3, 4, 23 september, 14, 28 oktober, 2 december 1813
blz. 101 - 108, 110

veediefstal en inbraak
Dader: Ned NN (slavenhouder: Dirk Salomons), Cudjoe NN (slavenhouder: mr. Willem Hendrik Rink), William NN (slavenhouder: erven Doncker), Mingo NN (slavenhouder: erven wed. Ketterling) en Massa NN (slavenhouder: J.P. Barry)
Delict: De eerste drie hebben op 26 juli een koe van mr. Rink (plantage Retreat) gestolen en geslacht. De beide anderen hebben hiermee denkelijk niets te doen en worden tot nader order vrijgelaten. Ned wordt verhoord. Hij vraagt vergiffenis. Cudjoe en negerjongen William zijn uit de gevangenis ontsnapt door het wegbreken van een ijzeren staaf voor het luchtgat. Er wordt een premie van 12 pesos uitgeloofd voor hun arrestatie. NN Atkins, directeur van de plantage van erven Doncker) heeft de negerjongen William teruggebracht. William vraagt om clementie. Tegen Cudjoe wordt vier maal verstek en intendit verleend.
Getuige(n): De fiscaal ondervraagt Thomas Perceval, directeur van de plantage van Rink, inzake de diefstal. Uit het huis van de mulattin Loatzy (?) (slavenhouder: Jonathan Derrick) is linnen wasgoed gestolen, vermoedelijk door Cudjoe en William, volgens zeggen van de negerman Jupiter NN (slavenhouder: A.F. Kruythoff), die zag hoe ze bij de zoektocht naar hen een bundel linnen weggooiden. Fiscaal wil de woning inspecteren, maar daartegen heeft het gerecht bezwaar. Wil en Loatzy worden verhoord.
Vonnis: Ned: geseling, brandmerking en levenslange verbanning. Gezien zijn leeftijd wordt William alleen gegeseld. Cudjoe wordt levenslang verbannen.

[380.25] 2 december 1813
blz. 108

noodweer
Dader: Ambries NN, negerman (slavenhouder: James Richardson)
Delict: De neger Providence NN (slavenhouder: William Stokvis Gibbes, plantage Gibbes Sight) is door Ambries dodelijk verwond. Ambries was 's nachts op wacht in het suikerriet toen hij Providence betrapte. Hij kon niet weten of die gewapend was en of hij medeplichtigen had; hij had in elk geval een mes om suikerriet te stelen.
Getuige(n): De arts Hamilton Wood en de directeur A. Nisbet hebben een verklaring afgelegd.
Vonnis: Geen veroordeling wegens noodweer. Ambries krijgt een reprimande vanwege het toegepaste geweld en wordt ontslagen uit hechtenis.

[380.26] 12, 13, 16, 18 en 19 mei 1814
blz. 111 - 114

brandstichting met dodelijke afloop
Rechter(s): George Illidge
Dader: Harry NN (alias Harry Baker), negerman, drijver op de plantage Mount Pleasant (slavenhouder: wed. Jacob Arrindell) en Pompey NN, negerman, op dezelfde plantage, worden als verdachten in verzekerde bewaring gesteld.
Delict: Charlotte NN, negerin (slavenhouder: Abraham Heyliger Lz) is in de nacht van 6 mei omgekomen bij het afbranden van de hut van Harry. Op last van generaal-majoor McCaskill wordt opnderzoek gedaan. Zo nodig zullen ook negers van naburige plantages worden opgeroepen. Na de verdachten wordt ook nog de negerin Baké NN (slavenhouder: Ns. Heyliger) verhoord. De negerin Roze NN (slavenhouder: wed. Jacob Arrindell) wordt verhoord. Pompey wordt vrijgelaten, omdat hij niet schuldig schijnt te zijn. Van de plantage van wed. Jacob Arrindell worden ook nog de negerin Polipena NN, de negerjongen Jack NN en het negermeisje Hagar verhoord. Zo ook de negerman Essex, de negerjongen Samson en de negers Bob en Titus, allen van deze plantage. Het onderzoek gaat verder met het verhoor van de negerman Jozephus NN (slavenhouder: wed. Thomas S. Ric hardson) en van Clementine NN, moeder van Charlotte (slavenhouder: wed. John Richardson). Laatstgenoemde verklaart dat zij de grof linnen rok waarmee zij het lijk van haar dochter heeft bedekt, gekregen heeft van Yellow Mary (slavenhouder: wed. Jacob Arrindell), die vertelde het kledingstuk van Pompey te hebben gekregen. Heyligher vermoedt dat Charlotte eerst is mishandeld en daarna in brand gestoken. De fiscaal ziet geen mogelijkheden voor verder procederen tegen Harry, tenzij Heyliger met bewijsmateriaal komt. Harry wordt voorlopig uit hechtenis ontslagen.

[380.27] 26 mei en 2 juni 1814
blz. 114 - 115

inbraak
Dader: Speedwell NN, neger (slavenhouder: wed. John Charles Warner) , is op heterdaad betrapt. Verdacht van medeplichtigheid: de neger Warner NN (slavenhouder: James Cuthbert). Ook de negerman Thomas (slavenhouder: E. Wood) en de negerjongen William (slavenhouder: Abr. Arrindell jr) zijn medeplichtig.
Delict: Het openbreken van een achterdeur van het magazijn der Britse troepen en diefstal van spek, schriftelijk gemeld door de commissaris-generaal John Mc Clellan (of Mc Caskill). De braakschade wordt geïnspecteerd, maar er valt geen spoor van inbraak te ontdekken. Speedwell en Warner worden in voorlopige hechtenis genomen. Er volgt een summiere procedure; bij gebleken schuld volgt geseling, na goedkeuring van generaal Mc Caskill.

[380.28] 9, 10, 16 en 23 juni 1814
blz. 116 - 119

veediefstal
Dader: Adam NN, negerman (slavenhouder: Peter Bey), Moll NN, negerin, en de negerman John Spencer (slavenhouder: wed. Abraham Cannegieter)
Delict: Adam is betrapt op het stelen en slachten van een ram van Dinah Arrindell op Mount Pleasant. Moll en John zijn aangetroffen bij het gestolen en geslachte schaap van mr. W.H. Rink. Allen worden verhoord.
Vonnis: Geseling en brandmerking voor beide mannen. Moll is vrijwel zeker niet betrokken bij het stelen en wordt na een reprimande uit voorlopige hechtenis ontslagen; zij is door deze hechtenis voldoende gestraft voor het bewaren van het schaap. Generaal-majoor Mc Caskill is akkoord.

[380.29] 23 juni, 14 en 28 juli1814
blz. 119 - 121

veediefstal
Dader: Jasper NN en Sharry NN, negers (slavenhouder: Peter J. Barry, plantage Madams)
Delict: Op 20 juni is een koe van Barry gestolen. De fiscaal vindt onvoldoende bewijs om tegen de verdachten te procederen; zij worden uit voorlopige hechtenis ontslagen. Barry wordt gevraagd om bewijsmateriaal. Barry beschuldigt schriftelijk enkele negers van andere plantages. Het gerecht wil hen alleen verhoren, mits Barry aanvullend bewijsmateriaal levert; anders komen de gerechtskosten ten last van Barry. Barry heeft verklaard dat hij afziet van verdere procedures, "(om)dat hij de risico van die zaak niet op zich konde nemen".

[380.30] 14 juli1814
blz. 120

geweldpleging
Dader: Leah NN, negerin (slavenhouder: Mary de Land, vrije mestiese)
Delict: Zij heeft de negerman Dick NN (slavenhouder: Giles Mardenbrough Wz) zwaar verwond. Fiscaal vraagt "de gewone negerstraf" te mogen toepassen.
Vonnis: Conform de eis, na goedkeuring van de generaal-majoor.

[380.31] 28 juli, 2, 5, 9, 18, 20, 23, 24 en 25 augustus en 1, 3 en 6 september 1814
blz. 121 - 139

moord (of gekwalificeerde doodslag)
Dader: Jack NN, negerman, 45 jaar, * SXM (slavenhouder: John Peterson, Simpson Bay); hij beschuldigt de negerman Edward (of: Edouard) NN van het misdrijf.
Delict: Pierre Charles Dormoy, procureur du roi aan de Franse kant, heeft de fiscaal schriftelijk op de hoogte gesteld van de moord op de negerman London NN (slavenhouder: wed. Sebastien de Durat, plantage Mont Fortune) en het verhoor van de verdachte Jack. De fiscaal stelt voor om een extra-ordinaire procedure te beginnen. Dormoy wordt per omgaande om nadere informatie verzocht. Edward is vanuit de Franse kant overgebracht en wordt verhoord. Zo ook Jack. Ze worden met elkaar geconfronteerd. De fiscaal zal Dormoy verzoeken om de negers Lemmerik NN, Polidore NN en William NN (slavenhouder: Ab.Z. Doncker, plantage Mount Fortune) te mogen verhoren. Dormoy laat weten dat deze drie mannen niet zijn verschenen. Doncker heeft aan de president van het gerecht medegedeeld "dat hij ze niet kon inzenden". De fiscaal zal dit doorgeven aan Dormoy en hem nogmaals hetzelfde verzoek doen. Het verhoor is noodzakelijk om een correcte strafprocedure te waarborgen. Jack en Edward blijven bij hun gedane uitspraken. Vervolgens wordt Jack nogmaals verhoord. Omdat de drie getuigen nog niet zijn verschenen, kan geen verder bewijs tegen Jack worden gevonden. Aan generaal-majoor Mc Caskill zal worden gevraagd om genraal Skinner, commandant van Guadeloupe, te informeren over deze zaak om in de toekomst obstructie van de rechtsgang te voorkomen. Jack bekent uiteindelijk op 25 augustus de moord, en dat hij Edward ten onrechte heeft beschuldigd. Jack was donderdag 21 juli 's nachts gearresteerd in het suikerriet van de plantage Hoop (eigenaar: Christophel Blyden jr) in Cole Bay. Hij was in het bezit van een bebloede broek en een hoornen tondeldoos en bekende meteen, dat hij drie weken tevoren was weggelopen, dat hij op de plantage Mont Fortune bij Edward suiker ging kopen en dat die hem voorstelde om samen naar Simpson Bay te varen om op het tegenover gelegen eilandje een paar kippen te stelen. Hij stemde daarmee in. Met Edwards boot voeren zij naar het eilandje, gingen naar de hut van de oude wachter, de hem onbekende London. Edward sprak in het Frans met London, ze gingen samen weg, Jack bleef in de hut. Edward vertelde bij terugkeer dat hij London met een steen had (dood)geslagen. Daarna probeerden ze tevergeefs kippen uit de boom te vangen. Daarna namen ze uit de hut een ijzeren pot, een linnen broek en een korfje ("kattakoe") mee. Edward beloofde Jack een aandeel van 6 schellingen in de opbrengst van de pot; dat heeft hij nooit gekregen. Ze voeren terug met de boot, Edward ging naar zijn hut. Jack verstopte zich in het suikerriet in Cole Bay. Bij later verhoor vertelde Jack nog dat hij de buit naar de hut van Edward bracht, waar hij Sally van der Poole aantrof. Op grond van deze "bekentenis" heeft de fiscaal Edward aan de Franse kant laten arresteren en overleveren. Edward verklaart bij zijn verhoor door Dormoy precies het tegenovergestelde. Hij heeft nooit Jack met de boot naar het eilandje vervoerd en weet ook niet van de moord op London. Deze verklaring handhaafde Edward na zijn overbrenging naar Philipsburg. De uiteindelijke bekentenis van Jack luidt als volgt. In de nacht van 19 op 20 juli ging hij naar de hut van Edward op de plantage Mont Fortune. Hij vroeg diens boot te leen en nadat die door Polidore was teruggebracht, roeide hij daarmee naar "het bewuste eilandje" in Simpson Bay Lagoon om kippen te stelen. Toen hij enige dagen daarvoor op Sandy Ground stokken sneed om fuiken uit te zetten had hij er een haan horen kraaien. Hij ving in de boom een haan, draaide die de nek om, de andere kippen vlogen weg. Toen hij naar beneden klom, kwam London met een brandend stuk hout aanlopen. Daarop volgde een worsteling, Jack liep weg en raakte London tweemaal met een steen, de tweede keer stond London niet meer op. Jack ging toen naar de hut van London en nam daar de genoemde goederen weg. Bij terugkeer in Mont Fortune bood hij Sally en daarna Edward de ijzeren pot te koop aan. Edward zei hem de pot achter te laten; de volgende dag ("rantsoendag") zou hem betalen met wat suiker. Jack verstopte zich daarna in het suikerriet van Blyden en at daar de gebraden haan op. Jack heeft weliswaar de schuld van de moord op Edward geschoven, maar het was nooit zijn bedoeling om London te doden.
Getuige(n): Aanklacht wegens moord is gebeurd door de weduwe Durat. Nadere schriftelijke informatie is verstrekt door haar zoon John Durat. Volgens hem was Jack in de avond van 19 juli naar de plantage gekomen om een boot te huren om naar Simpson Bay te varen. De volgende ochtend bracht hij de boot terug; hij had een ijzeren pot bij zich. De vrije negerin Sally van der Poole alias Sally Lammit legt de volgende verklaring af. Jack was op 19 juli naar de plantage gekomen en wilde de boot van Edward lenen om naar Simpson Bay te varen; die wilde dat eerst niet; de boot was in gebruik bij Polidore NN, maar toen die ermee terugkwam van Simpson Bay, stemde Edward in. Edward en Sally bleven in diens hut achter. Sally hoorde Edward "ronken" in het "voorvertrek". In de vroege ochtend klopte Jack aan; Sally deed hem open, terwijl Edward nog lag te slapen. Jack bood haar een ijzeren pot te koop aan; zij had die niet nodig en Jack liet hem daar achter.
Vonnis: Edward is onschuldig bevonden en wordt teruggezonden naar het Franse gouvernement. Jack wordt opgehangen.
--- Het doodvonnis is goedgekeurd door generaal-majoor Mc Caskill en op 6 september ten uitvoer gebracht.

[380.32] 23 augustus 1814
blz. 126 - 127

moord
Dader: Romio NN (plantage Mont Fortune, Franse kant)
Delict: Solomon Romney heeft bericht dat "zijn" neger Chamount NN op de plantage Mont Fortune is gedood. De fiscaal zal zijn collega Dormoy verzoeken om het nodige te doen om de dader terecht te stellen. Hierop is geen antwoord ingekomen. Dat zal aan generaal-majoor Mc Caskill worden bericht.

[380.33] 10, 13, 15, 22, 29 september, 6, 11, 22 oktober, 10, 17 november 1814
blz. 139 - 142, 144 - 147, 150 - 151, 156 - 158

diefstal resp. heling
Dader: Thom NN, negerman (slavenhouder: Catharina Walker, vrije mulattin) en Rachel Barton
Delict: Thom is betrapt op het stelen van planken, die hij aan Rachel Barton wilde verkopen. Bij haar thuis werden planken aangetroffen, die reeds eerder door Thom waren gestolen. Thom wordt verhoord. De fiscaal wil ook Rachel verhoren, en eventuele andere getuigen. Rachel wordt verhoord en nogmaals verhoord. Omdat Thom regelmatig ziek is in de gevangenis, vraagt zijn "eigenaresse" om hem zo spoedig mogelijk te straffen en/of ontslaan, omdat zijn gezondheid anders te veel achteruitgaat. Als een arts dat nodig acht, zal hij worden vrijgelaten. Thom, Rachel en Bella worden met elkaar geconfronteerd. Dat gebeurt ook met William en Rachel. Rachel ontkent planken aan Mary Gumbes geleverd te hebben. Het getuigenis van Maillard is ook onzeker. Bovendien vindt zij "dat geen negers getuigenis kunnen geven tegen een blanken".
Getuige(n): Samuel Tailor, kanonnier bij de Britse troepen, verklaart - met toestemming van generaal-majoor Mc Caskill - dat de houtwaren die bij Rachel Barton zijn aangetroffen, door soldaten van het 25e regt. infanterie van het fort naar hem zijn gebracht; het tijdstip weet hij niet meer precies, NN Harding zal dat nog wel weten. De hem getoonde wit geverfde plank heeft hij gekocht van de negerjongen Allick NN (slavenhouder: Joanna Barton), met toestemming van Anna Sarah van Rhijn. (Het hout zou afkomstig zijn van 51 zoutevis-kistjes van de batterij van Fort Amsterdam.) Anna Sarah verklaart niet te kunnen verschijnen; twee raden bevragen haar thuis. Zij verklaart dat zij de negerin Nanny NN erop uitgestuurd heeft om de wit geverfde plank te verkopen; die deed dat voor 2 realen aan Rachel Barton. Rachel vroeg bij monde van Allick (of Alexander) een vrijwaringsbewijs ("permit") en Anna Sarah gaf dat mee. Toen Rachel hoorde van de arrestatie van Thom, stuurde zij Allick om een "permit" voor een pitch pine pllank; Anna Sarah heeft dat geweigerd. Samuel Tailor verklaart dat Rachel nooit een pitch pine plank heeft gekocht en ook nooit om een "permit" daarvoor heeft gevraagd. De negerin Billa NN (slavenhouder: Mary Haffey Gumbes) verklaart dat haar zoon William NN twee planken heeft gestolen en verkocht aan Rachel. Peter Maillard legt een verklaring af inzake een plank die hij heeft zien wegbrengen van de "plaats" van Rachel; in haar bijzijn blijft hij bij zijn verklaring. John Parson, negerjongen, zegt dat Rachel hem verzocht had tegen betaling een doormidden maar weer samengeklampte plank naar het huis in aanbouw van Mary Gumbes te brengen.
Vonnis: Racherl wordt veroordeeld tot 14 dagen hechtenis wegens herhaalde heling.

[380.34] 15, 22, 29 september , 13, 27 oktober, 17 november, 1 december 1814, 13 april 1815
blz. 142 - 145, 149, 151, 158 - 161

valsheid in geschrifte
Dader: Harry (of Henry) NN (slavenhouder: wed. John Charles Warner) en Jozeph Henry Blake
Delict: Harry heeft voor de vrije mestiese Mary de Lano op basis van valse brieven koopwaar op St. Barths gekocht bij C.T. Chap de Lene (Chapdelaine). Hij schermt nu met een order op Peter Peterson aldaar en een brief, zogenaamd afkomstig van George Illidge. Jozeph Henry Blake heeft bekend de schrijver van die vervalsingen te zijn. Hij is gearresteerd, Harry is gevlucht. Mocht blijken dat Harry zich op St. Barths bevindt, zal de generaal-majoor Mc Caskill worden gevraagd om zijn uitlevering te verzoeken. De generaal bericht dat de gouverneur van St. Barths weigert Harry uit te leveren, omdat hij "eigendom" is van een inwoner van het eiland. Tegen Harry wordt viermaal verstek verleend.
Vonnis: Jozeph Blake wordt teruggezonden met de sloepboot van E.T. Kruythoff naar zijn geboortplaats St. Eustatius. Harry wordt bij verstek voor eeuwig verbannen

[380.35] 11, 13, 20 en 27 oktober 1814
blz. 148 - 153

geweldpleging
Dader: London NN (slavenhouder: Jacob Peter Barry)
Delict: Jack NN, negerjongen (slavenhouder: Rebecca Arrindell) is levensgevaarlijk gewond geraakt op het land van Jacob Peter Barry. Volgens de arts Hamilton Wood is zijn toestand nog kritiek, maar is hij op 20 oktober buiten levensgevaar. Hij is onder andere zijn hand kwijtgeraakt. London hield de wacht in het suikerriet van zijn meester, omdat er regelmatig door drie of vier dieven werd gestolen, toen hij te middernacht een dief betrapte. Hij kon vermoeden dat de dief gewapend zou zijn. Hij heeft hem zeker twee houwen toegebracht, ook uit zelfverdediging. Om die reden ziet de fiscaal af van strafvervolging.
Getuige(n): John Barry, zoon van de plantagehouder, legt een verklaring af. Hij vraagt vrijlating van London; hij en zijn vader staan borg voor hem. Dit verzoek wordt in eerste instantie afgwezen, maar op 20 oktober akkoord bevonden. London blijft in detentie, omdat Barry sr de mogelijke boete te hoog vindt.
Vonnis: London heeft Jack niet moedwillig verwond. Hij wordt vrijgesproken, maar moet zich voortaan voorzichtiger gedragen.

[380.36] 3, 10, 17 november 1814
blz. 153 - 157

belediging en bedreiging
Dader: Angelo Chapman, vrije mulat
Delict: Hij heeft op 30 oktober William Maillard beledigd en bedreigd. De fiscaaL heeft hem gegijzeld. Angelo ontkent de beschuldiging. Hij heeft 's avonds zijn geweer afgeschoten, omdat hij 's nachts geen geladen geweer in huis wil hebben. Hij was dronken en kan zich niet herinneren wat hij gezegd heeft. Omdat Angelo vaker dergelijk gedrag heeft vertoond, eist de fiscaal 30 dagen gevangenisstraf en een borgstelling voor toekomstig slecht gedrag, en bij herhaling verbanning uit de kolonie. Rachel wordt gehoord. Zij handhaaft haar verklaring. Angelo is uit de gevangenis gevlucht, zonder de borgtocht te stellen. De fiscaal vraagt
Getuige(n): Lodewijk Hitzler, Abraham van der Poole Az en diens vrouw Rachel Corneliusson. William Rogers is getuige à décharge, maar Van der Poole blijft bij zijn verklaring. Mary Beverhout legt een verklaring af.
Vonnis: Conform de eis. De borgtocht bedraagt 500 pesos.

[380.37] 13, 27 juli, 3 augustus 1815
blz. 161 - 164, 166

belediging en openlijke geweldpleging
Dader: Tony (of Toney) NN, vrije negerman, zoon van de vrije negerin Molly Menard (of Molly Salomons)
Delict: Een zekere Pegee (of Pegey), "een blank ingezetene deze kolonie", is op zondag 9 juli door Tony publiekelijk beledigd (Tony noemde hem een "verd... leugenaar") en tegen zijn mond geslagen. Tony is gearresteerd. Tony ontkent; Pegee heeft hem met een steen geslagen. Het slachtoffer en de getuigen blijven bij hun verklaring. De fiscaal eist een boete en 8 dagen hechtenis. Het gerecht acht deze eis te mild.
Getuige(n): Abraham Halman en vrije mulattin Nanny Jeems.
Vonnis: Tony moet geknield aan Pegee en het gerecht vergiffenis vragen ("amende honorable") en zijn bewering terugnemen. Voorts geseling en 30 dagen hechtenis.
Zie verder ook akte 38

[380.38] 13, 27 juli 1815
blz. 163 - 166

aanzetten tot belediging
Dader: John NN, negerjongen (slavenhouder: wed. John Fogarty)
Delict: John Charles T. Arrindell heeft de negerjongen John NN (slavenhouder: wed. John Fogarty), door E.T. Kruythoff gehuurd, mishandeld. Volgens Arrindell heeft John op zondag 9 juli de vrije neger Toney aangezet tot het beledigen van Pegee. De arts Hamilton Wood is van oordeel dat Arrindell niet in staat is te procederen. De fiscaal acht John "ten hoogsten strafbaar". Na arrestatie zal tegen hem worden geprocedeerd. John heeft aangemoedigd om de blanke Pigee te beledigen. Hij is dus indirect medeschuldig aan dat strafbare feit. Bovendien heeft hij J.C.T. Arrindell brutaal bejegend. John verklaart dat hij na de ruzie alleen heeft gezegd "als ik zo vrij was als gij, zou ik dien steen opnemen en bij den fiscaal brengen". In het bijzijn van John worden de getuigenverklaringen in deze zaak voorgelezen.
Vonnis: Geseling.
Zie verder akte 38

[380.39] 17, 19, 25, 31 augustus, 21 september, 5 oktober 1815
blz. 167 - 175

veediefstal
Dader: Bob NN en Pompey NN (slavenhouder: wed. Jacob Arrindell)
Delict: Zij worden verdacht van de diefstal van een koe uit het "veeperk" van de plantage van Jacob Pieter Barry; de koe behoort toe aan zijn dochter William (!) Aletta Barry. Op voorstel van de Engelse commandant zullen ook de vrije neger John Gabriel en de negerman Mackey NN (slavenhouder: Abraham Arrindell sr), beiden gedetineerd aan de Franse kant, worden gehoord. Dat gebeurt onder toezicht van Christophel Blyden jr, namens het gerecht van de Franse kant. (Blyden blijft ook bij de verdere zittingen aanwezig.) Arrindell is vrederechter in Orléans en Mackey heeft hem daar alles bekend; zijn antwoorden op het verhoor zijn dubbelzinnig. Daarom wordt Arrindell gehoord; die legt een volledige verklaring af. Bob en Pompey worden verhoord en worden geconfronteerd met John Gabriel en Mackey, en daarna met Kitt. Bob blijft bij zijn ontkenning dat hij de koe "geleid" zou hebben. Ook Pompey blijft ontkennen. Alle verdachten handhaven de antwoorden die zij bij hun verhoor en de confrontatie hebben gegeven. Pompey is op 12 september uit de gervangenis ontvlucht. De conclusie van het gerecht is, dat de zwarte koe op 4 augustus werd vermist. Op die dag werd ze door Mackey geleverd aan John Gabriel, wonende aan de baai L'Embouchure (Gallion beach). Die heeft de koe als schipper van een boot, toebehorend aan Adelaide Mathieu, met matroos Kitt naar St. Barths overgebracht en daar verkocht aan Thomas Aye. Barry begroot de schade op 5 realen per dag. Het gerecht verzoekt aan het Franse gouvernement om John Gabriel of Adelaide Mathieu op te dragen om de koe onmiddellijk terug te brengen of de waarde te vergoeden. De fiscaal zal de gerechtsstukken in het Engels vertalen.
Getuige(n): Kitt NN (slavenhouder: Mary Richardson, vrouw van Thomas Windfierld), won. Orléans (Saint-Martin), legt een verklaring af. De wed. Jacob Arrindell verklaart dat zij in de ochtend van 4 augustus, zoals altijd, aan Jacob Arrindell, directeur van de plantage, gevraagd had "of alle negers in 't veld waren"; die kon dat niet met zekerheid zeggen. Jacob Arrindell legt een verklaring af. Cotto NN, negerin (slavenhouder: Nicolaas Salomons Heyliger) verklaart dat zij Bob, nadat zij de koe in het "veeperk" had gebracht, na zonsondergang had gezien en de volgende dag voor zonsopgang op de plantage van zijn meester heeft horen praten.
Vonnis: Bob en Pompey worden voorlopig vrijgelaten.

[380.40] 31 augustus, 21 september, 5, 19 oktober, 2, 23, 28, 30 november, 2, 14, 19 december 1815
blz. 172 - 173, 175 - 186

belediging en mishandeling
Dader: Dick Wyeth (alias Richard), mulat, ca. 25 à 30 jaar, * SXM (slavenhouder: Samer Spencer Howell, won. Saint-Martin); hij heeft bekend.
Delict: Dick heeft op 27 augustus Thomas Percival, "een blanken ingezeten deze kolonie", beledigd, mishandeld en verwond, en is daarna gevlucht. Tegen Dick wordt viermaal verstek verleend. Dick wordt op St. Barths gearresteerd, gevangen teruggestuurd naar Sint Maarten en vervolgens verhoord. De kosten van de arrestatie en overbrenging zullen aan de officier van justitie op St. Barths worden overgemaakt. Dick wordt opnieuw verhoord. De gang van zaken was als volgt. Perceval was op zoek naar "zijn" negerin Penny, die al enige tijd vermist was; hij vermoedde dat zij zich in de woning van Dick in Cole Bay bevond. Samen met Jackey ging hij in de ochtend van 27 augustustus daarheen om haar te arresteren. Dick liet hem binnen, maar greep vervolgens een geweer en dreigde Perceval te doden. Er ontstond een worsteling, waarbij Perceval Jackey, die buiten het paard vasthield, om hulp riep. Jackey greep het geweer vast, waarop Dick een sabel of stok greep en daarmee Perceval verwondde. Ook Jackey ontving een slag en vluchtte weg, luid om hulp roepend. Uit de dichtst bijzijnde woning kwam Carty toegesneld; hij ving Perceval op, die zich levensgevaarlijk bedreigd voelde, en verbond zijn wond. Dick vluchtte weg. Dick heeft verklaard, dat hij - nog onder invloed van dronkenschap de avond tevoren - zich niets kan herinneren van hetgeen precies in zijn woning is voorgevallen. Dat hij eerst ontkende en dat aan zijn dronkenschap toeschreef, was een poging om de zaak te minimaliseren. Hij heeft tenslotte toegegeven dat de verklaring van Perceval juist moet zijn. De verklaringen van Jackey en Carty kan hij niet onderschrijven. De conclusie is, dat Dick heeft gehandeld in strijd met "respect en subordinatie welke lieden van de koleur in 't algemeen, en slaven in het bijzonder, aan blanke personen verschuldigd zijn, en zo noodwendig ter welvaart eener volksplanting moet worden gemaintineeerd".
Getuige(n): Thomas Percival (of Perceval) heeft zijn aanklacht van 27 augustus onder ede bevestigd. Jackey NN (slavenhouder: mr. Willem Hendrik Rink) en John Hodge Carty leggen een verklaring af. Zij worden met elkaar geconfronteerd. De fiscaal dient zijn declaratie in ad 110 pesos.
Vonnis: Bij verstek: eeuwige verbanning uit de kolonie. De fiscaal mag de bezittingen van Dick verkopen om de gerechtskosten te dekken. Na zijn arrestatie wordt hij veroordeeld tot geseling, brandmerking en verbanning.
--- De fiscaal rapporteert op 14 december dat hij geen scherprechter heeft kunnen vinden om de straf te voltrekken. Dat blijkt pas op 19 december gelukt te zijn. De Engelse commandant geeft niet alleen goedkeuring aan het vonnis, maar verbreedt de verbanning tot het hele eiland Sint Maarten.